Artikel in GBK nieuws nr. 2 , 2009
Beroepsvereniging beeldende kunstenaars.
Geschreven door Martin Pieterse.
De aarzelende zoektocht van Joop Overkleeft.
De beweging van het water, de schittering van het licht op de golfjes, het ritme van de donkere rimpels: de schilder Joop Overkleeft leeft van het water. Het is zijn inspiratiebron en zijn muze. En dan te bedenken dat hij die muze bijna was misgelopen, omdat aarzelen zijn tweede natuur is, als het op kunst aankomt.
“Kijk, hier doe ik het allemaal mee”, zegt Joop Overkleeft, en hij tovert een klein palletmes tevoorschijn. Hij gebaart hoe hij met schrapende halen de verf op het doek brengt, dat op de ezel in zijn atelier in Aalten staat. Golfjes zijn het, of een ritmische verdeling van lichte en donkere vlakken, als je het wat preciezer wilt omschrijven. Want de voorstelling is verregaand abstract, en slechts in de verte afgeleid van de foto’s en schetsen die Overkleeft ooit maakte aan de oevers van de IJssel.
De lichte plekken in de compositie zijn het zwaarst aangezet. Door de witte verf heen zie je de weerschijn van de vele bonte lagen die onder het wit zijn verdwenen, maar die er nog wel degelijk zijn, als mistflarden over het water. Golfjes? Zeker. Maar toch vooral het spel van de schilderende hand die de verf instinctief maar trefzeker aan het schilderslinnen toevertrouwt. Joop had als kind al iets met kabbelend water.
“Ik woonde met mijn ouders in Den Haag, maar elke week fietsten we naar mijn grootouders in Rotterdam. Dan kwamen we vaak in de Rotterdamse haven. Schepen, water: heerlijk! Ik kon er uren doorbrengen.”Met school had Joop Overkleeft minder geduld. Als zestienjarige trok hij de deur van de ULO achter zich dicht en ging aan het werk. Om vervolgens te ontdekken dat je zonder diploma’s weinig perspectieven hebt. Via de avondschool haalde hij zijn diploma’s alsnog, om uiteindelijk op te klimmen tot planologisch onderzoeker op de TH in Delft en planologisch adviseur voor de provincie Zuid Holland en Gelderland. Overkleeft: “In de jaren zestig en zeventig was planologisch onderzoek nog helemaal nieuw. Je moest alles zelf ontdekken en ontwikkelen, en bereid zijn om in het diepe te springen. Pionieren. Ik vond het heerlijk werk, waar ik helemaal in opging. Bovendien was het maatschappelijk nuttig wat ik deed.”
Toch begon er bij Joop Overkleeft iets te knagen. In 1980 verhuisde hij naar Dieren om op de afdeling Volkshuisvesting van de provincie te gaan werken. Wederom heel leuk en nuttig pionierswerk, maar wilde hij dit de rest van zijn leven blijven doen? Er moest iets gebeuren, voelde hij. Sinds zijn jeugd had hij getekend en gefotografeerd, bijvoorbeeld. Zoiets? Iets met kunst? De tekenclub in zijn woonplaats Dieren was in ieder geval niet de uitdaging die hij zocht, bleek al gauw. Maar wat dan?
Overkleeft: “Ik werkte de hele dag, ik had weinig tijd, ik had mijn verantwoordelijkheden. En eerlijk gezegd twijfelde ik of ik het wel kon, of ik het uberhaupt wel wilde. Toen heb ik in mijn maar een lagere tekenakte gehaald. Het was een avondopleiding van twee jaar: bordtekeningen en lesvoorbereidingen maken. Heel nuttig, heel veilig, maar welbeschouwd ook een beetje suffig.”
Hup, hup!
Vlak na het eindexamen, quasi als toegift, kregen hij en zijn collega’s van de opleiding nog een aantal lessen van pas afgestudeerde studenten van de Arnhemse kunstacademie. “En dat was een eyeopener!”, zegt Overkleeft met nadruk. “Ik was altijd een priegelaar: net zo lang doortekenen tot elk detail op het papier stond. En bij die jongens moesten we in tien minuten tien stillevens aquarelleren: hup, hup! Je had helemaal geen tijd om na te denken, laat staan om te gaan priegelen. Toen ging bij mij de knop om. Deze manier van werken gaf zoveel vrijheid! Ik besefte ineens dat ik altijd al naar die vrijheid had gezocht.”
Dan toch maar naar het heilig instituut: de Arnhemse kunstacademie. Waar ze helemaal niet zaten te wachten op een oudere heer met een tekenakte, die ongetwijfeld totaal verkeerde ideeen had over het kunstenaarschap. Overkleeft werd de eerste keer afgewezen. Maar het volgende jaar meldde hij zich weer aan en werd toegelaten. “Ik heb de jaren op de academie erg fijn gevonden: de vrijheid, het contact met jonge mensen. Maar vooral: er werd iets van je verwacht, je moest iets laten zien. In het laatste jaar van de academie maakte ik vrij ruige schilderijen, een beetje oosters, met bamboe en zo. Maar ik vroeg me wel eens af of ik het allemaal el spannend genoeg vond. Eigenlijk niet.”Kunst was inmiddels Joops ding: hij schilderde volop, naast een deeltijdbaan op de afdeling Stedelijke Ontwikkeling. Hij zat zelfs in de kunstaankoopcommissie van de Provincie. “En toch vroeg ik me af: wie ben ik nu zelf, wat wil ik met mijn kunst? Op dat moment zag ik in Bielefeld een expositie van Sean Scully. Ik was erg onder de indruk van zijn materiaalgebruik, van zijn formaten, hoe Scully vanuit de realiteit al schilderend tot een nieuwe wekelijkheid komt. Toen ik dat zag, dacht ik: ja daar ben ik naar op zoek!” Aan de oevers van de IJssel vond hij wat hij zocht: bewegende, schitterende golfjes, opvliegende watervogels, de kleurnuancen van het landschap. “Het moet niet te herkenbaar zijn. Ik heb wel eens een vlucht vogels geschilderd, en dat was te herkenbaar. Maar dat landschap daar, met die drie geometrische kleurvlakken en verder niks: dat vind ik weer teveel doorgeschoten naar het abstracte. Het moet precies goed zijn.”
Joop Overkleeft heeft een paar jaar geleden zijn werk als planoloog vaarwel gezegd. Joop Overkleeft schildert nu, en hij doet regelmatig mee aan exposities. Zijn werk wordt door kenners hoog gewaardeerd.
Alleen zijn huidige werk- en woonplaats Aalten is wel eens lastig:”Toen ik nog in Dieren woonde , had ik de IJssel en het water vlak naast de deur. Aalten is prachtig, maar er is geen water. Daarom stap ik toch nog regelmatig in de auto om naar de rivier te rijden, om er inspiratie op te doen. Want die schittering van het water: dat is toch het mooiste.”